Achtergrondinformatie zie: "Zeven Invalshoeken voor Vakdidactiek"
Samenvatting:
Het instructieproces om nieuwe kennis over te dragen, begint niet bij de vraag hoe de conceptuele modellen (*) die vastgelegd zijn in de lesdoelen, vertaald moeten worden in behapbare stukjes voor de leerlingen. De vakdidactiek begint bij de leerlingen zelf. Bij veel onderwerpen is het niet zo dat leerlingen blanco beginnen, omdat zij geen idee hebben van het nieuwe onderwerp.
Vaak hebben zij al van huis uit, bij andere vakken of in eerdere lessen informatie gehad over het onderwerp en dus hebben zij al een (rudimentaire) mentale voorstelling van de nieuwe lesstof. De vraag is dus niet hoe lesdoelen vertaald moeten worden in behapbare stukjes, maar hoe de lesdoelen gerealiseerd kunnen worden door bestaande mentale modellen (*) bij leerlingen om te vormen tot mentale modellen die passen bij de beoogde conceptuele modellen uit de lesstof.
3e invalshoek voor de vakdidactiek:
Expliciteren van het instructieproces tijdens het onderwijs
Vertaling van lesprogramma naar lesstof
Het derde aspect van vakdidactiek kan ik niet beter introduceren dan Twan Huijbers en Quincy Elvira dat hebben gedaan in een artikel over een model van economische groei binnen het programma economie op het vwo (1). Echter, in deze blog gaat het even niet over het model zelf, maar over het onderwijs in een wetenschappelijk conceptueel model.
Zij schrijven: “Onze eerste gedachte over het nieuwe examenprogramma was gericht op de vertaling naar vakdidactiek. Hoe gaan wij onze leerlingen deze macro-economische verbanden en inzichten leren?”.
Voor hun aanpak richtten zij zich op een systematiek die ontwikkeld is vanuit klassenexperimenten, het ADDIE Model. Uit de resultaten is, volgens Huijbers en Elvira, waar te nemen dat de lesstof bij leerlingen beter beklijft als deze wordt geleerd vanuit een activerende werkvorm.
Overigens is dat inzicht niet nieuw, want bijvoorbeeld de lesbrieven van de Landelijk Werkgroep Economie Onderwijs hebben dat uitgangspunt al sinds de jaren ’70 als basis. Maar wel is nieuw dat er een Engelstalig ontwerpmodel is voor het opbouwen van de instructie via klassenexperimenten.
Het ADDIE-model
Het model voor klassenexperimenten heeft als acroniem: ADDIE: Analysis, Design, Development, Implementation and Evaluation. Bij de analyse van het voornoemde economische groeimodel komt volgens Huijbers en Elvira naar voren dat een activerende werkvorm voor macro-economie niet makkelijk in rollen is te vangen.
De eenvoudigste klassenexperimenten bij economie tot nu toe zijn vorm gegeven in micro-economische situaties. Het didactiseren van het groeimodel vereist dan ook als eerste een aanpassing in het denken van docenten die gewend zijn aan de bestaande klassenexperimenten.
Huijbers en Elvira schrijven: “Het begrip ‘denken als een econoom’ wordt vaak geassocieerd met micro-economische aandacht op de rol van prikkels e.d. Dat moeten docenten aanvullen.” Dus, zeg maar dat zij het mentale model dat zij hebben van ‘denken als een econoom’ eerst moeten aanpassen voordat zij succesvol aan de slag kunnen gaan met het klassenexperiment van het economische groeimodel.
Deze uitspraak sluit mooi aan bij de visie Van Dongen, en Van der Meche die in de vorige blog onder de titel “Beschrijven van de mentale voorstelling die docenten hebben van hun vak” aan de orde is gekomen.
Insteek via de mentale modellen die leerlingen al hebben
Naast de aanpassing in het denken van docenten, is volgens Huijbers en Elvira, de belangrijkste vraag voor het Design: “Wat willen we dat leerlingen leren?”. Op zich is dat niet onjuist, maar beter zou zijn om te stellen: “Wat voor beeld hebben leerlingen al van de macro-economische problematiek en hoe proberen we dat uit te bouwen tot een goed beeld van het gekozen groeimodel?”.
Om een conceptueel model uit bijvoorbeeld de macro-economie over te brengen bij leerlingen, is het van belang om goede aanknopingspunten te vinden in de bestaande kennispatronen bij de leerlingen.
De kennispatronen over economische groei kunnen juiste of onjuiste beelden bevatten. Deze kunnen leerlingen in hun thuissituatie of bij eerdere lessen hebben opgebouwd. Of misschien is er ook bij andere vakken al aandacht aan gegeven op een goed bedoelde, maar economisch onjuiste manier.
Bij design zouden dus ook de reeds bestaande mentale modellen, inclusief de misconcepties, van de leerlingen betrokken moeten worden. Misconcepties zijn hierbij opvattingen over zaken of begrippen die onjuist zijn vanuit de bestaande wetenschappelijk verantwoorde conceptuele modellen.
Beeldvorming bij docenten en bij leerlingen
Voor vakdidactici is de kern van dit betoog dus tweeledig. Enerzijds gaat het om de beeldvorming bij docenten hoe zij het instructieproces moeten opzetten. Anderzijds gaat het om de noodzaak om op efficiënte wijze te zoeken naar een vertaling van de gevraagde conceptuele kennis naar bouwstenen die geschikt zijn om de nieuwe kennis stap voor stap uit te bouwen.
Dit moet dan op basis van de bestaande mentale voorstelling die de leerlingen vooraf hebben over de nieuwe stof. Essentieel is dat vakdidactici aangeven waar de aanknopingspunten zijn voor docenten om op voort te bouwen. Wat betreft een onderwerp als economische groei gaat het om de volgende vragen.
Hebben leerlingen nog geen idee van economische groei? Of hebben zij wellicht zeer uiteenlopende ideeën over economische groei en de gevaren voor het milieu? Als die aanvankelijke mentale modellen van leerlingen verschillend zijn, is er didactisch de vraag hoe je daar mee om moet gaan als docent. Hoe inventariseer je die visies bij de leerlingen en hoe stem je die op elkaar af, zodat er een gemeenschappelijk basis is om verder te gaan?
Interesse wekken voor de nieuwe stof
De inventarisatie van reeds bestaande ideeën en vragen bij leerlingen over de nieuwe stof is tegelijk een basis om interesse te wekken voor die nieuwe stof. Naast de extrinsieke motivatie om leerlingen gemotiveerd te krijgen voor de lesstof is vooral de intrinsieke motivatie van belang.
Bij extrinsieke motivatie gaat het om de aansporing het boek goed te lezen en om het proefwerk of het eindexamen goed voor te bereiden. Bij intrinsieke motivatie om interesse te wekken voor de lesstof, zodat de leerlingen benieuwd zijn welke antwoorden horen bij de vragen die het boek, de docent of zijzelf stellen over de lesstof. In de volgende blogs komt dit punt nader aan bod.
Alle blogs over de zeven invalshoeken van vakdidactiek
In totaal zijn de volgende blogs verschenen, waarin de zeven invalshoeken voor vakdidactiek successievelijk terugkomen. Bij een aantal blogs zijn een of meer voorbeelden toegevoegd. Daarnaast is er een blog met achtergrond informatie over de zeven invalshoeken waarin onderdelen nader uitgewerkt of toegelicht staan om veelvuldige herhaling te voorkomen.
De zeven invalshoeken voor vakdidactiek (achtergrondinformatie):
- Becommentariëren en verbeteren van bestaande lesprogramma;
- Beschrijven van de mentale voorstelling die docenten hebben
van hun vak;
- Voorbeeld 2.a De namen van leerlingen leren;
- Expliciteren van het instructieproces tijdens het onderwijs;
- Voorbeeld 3.a De vele talen van de wiskunde;
- Voorbeeld 3.b Goed lezen bestaat uit drie onderdelen;
- Voorbeeld 3.c Het verborgen pad;
- Voorbeeld 3.d Het gebruik van eenheden;
- Voorbeeld 3.e Verpleegkundig rekenen bijvoorbeeld;
- Stimuleren van de motivering van leerlingen door de vorm
van het lesaanbod;
- Bevorderen van de zelfsturing van leerlingen door eigen
organisatie van het onderwijs;
- Analyseren van de problemen die leerlingen hebben met de stof;
- Voorbeeld 6.a Rekenen met procenten;
- Onderzoeken welke mentale modellen leerlingen ontwikkelen
en toepassen;
- Voorbeeld 7.a Onderzoek via hardop-denk-sessies;
- Voorbeeld 7.b Op zoek naar gokstrategieën.
- Voorbeeld 7.c Wanneer ken je een hoofdstuk?
(*) Conceptuele modellen en mentale modellen Norman, Gentner & Stevens hebben in een publicatie uit 1976 het mentale model geplaatst tegenover het conceptuele model. Zij gingen in op de constatering dat sommige mensen hun rekenmachine steeds uit- en weer aanzetten. Aan de hand van zo’n rekenmachine plaatsten zij de begrippen in een vierluik:
1) er is een apparaat dat functies heeft,
2) er is een goede beschrijving van de werking van dat apparaat (een conceptueel model)
3) een gebruiker maakt zich een mentale voorstelling van de wijze waarop het apparaat functioneren kan (een mentaal model);
4) er is een onderzoeker die probeert om zich een voorstelling te maken van het mentale model dat een gebruiker ontwikkeld heeft.
Bronnen
- Hijgers, T en Elvira, Q., Beleidsexperiment IS-MB-GA model: een prototype, Factor D, 2022,
nummer 1, blz 6.
- Norman, D.A., Gentner, D.R. & Stevens, A.L. (1976), Comments on
learning schemata and memory representation. In D. Klahr (ed.),
Cognition and Instruction, Hillsdale N.J. Lawrence Erlbaum Ass.
- Van Dongen, H. en Van der Meche, E., Mentale Modellen, Factor D, 2022,
nummer 1, blz 13.
- Van Haren, L., Een duurzame syllabus, Factor D, 2022, nummer 1, blz 3.
- Vernooij, F., Een mentaal model van vakdidactiek. Factor D, 2022,
nummer 2, blz.17.
- Vernooij, F., Bedrijfseconomische begrippen en hun eenheden.
Zie: bedrijfseconomische-begrippen.nl.
Persoonsgegevens
Fons Vernooij was Vakdidacticus bedrijfseconomie en algemene economie bij het ILO in Amsterdam en is nu met pensioen. Hij beheert de website vakdidactiek.nl als onderdeel van zijn website onderwijsportaal.nl. Vanwege zijn achtergrond zijn veel voorbeelden ontleend aan de economische vakken.
Als vakdidacticus voerde hij in 1993 een promotieonderzoek uit. Zie: Vernooij, F., (1993), Het leren oplossen van bedrijfseconomische problemen. Proefschrift, te vinden op vakdidactiek-bedrijfseconomie.nl.
Deze blogs zijn een uitvloeisel van zijn artikel “Een mentaal model van vakdidactiek”, dat is verschenen in het blad Factor D (didactiek), veertigste jaargang, nummer 2 uit 2022. Dit artikel is te downloaden via www.fons-vernooij.nl/documenten/een-mentaal-model-van-vakdidactiek.pdf.
|